Ik ben geen grote sportfanaat. Dat zou in principe niet zo erg hoeven te zijn. Bijvoorbeeld als ik alleen maar gezonde fruitsnacks zou eten, als ik geen idee zou hebben hoe een frituurpan werkt of dat ik al zuur zou kijken als iemand het woord McDonald’s zegt. Zulke mensen ken ik echt. Zo ben ik niet. Ik kijk eerder hoopvol bij het woord McDonald’s.
Mijn vader is nogal van het concept ‘eet fruit en sport veel’. Als ik hem zie, vraagt hij eerst hoe het met me gaat en daarna of ik vandaag al een kiwi heb gehad. Kiwi’s zitten namelijk bomvol vitamines. Soms kom ik er nog onderuit door iets te mompelen, maar meestal eindigt het ermee dat ik braaf op de bank een kiwi zit leeg te lepelen.
Dat ik niet aan sport doe, vindt mijn vader ook erg jammer. Begrijp me niet verkeerd, ik heb een heel lieve vader, maar zijn grootste hobby is toevallig mijn grootste zwakte: ik haat sport. En ik hou van op het terras zitten met wijn, van uit eten gaan, van donuts en van ijsjes.
Daar houdt mijn vader niet zo van. Die eet omdat hij anders dood zou gaan, maar of het nou een kiwi of een chocoladetaart is, hij proeft het verschil niet eens.
Al jaren koestert hij de stille hoop dat ik, zijn enige en tegelijkertijd allerleukste dochter, transformeer in een sportfanaat. Als kind heb ik zo’n beetje iedere sport geprobeerd en het eindigde ermee dat ik op toneelles zat en een steen moest uitbeelden. Daar denk ik met weemoed aan terug.
Enkele weken geleden vatte ik het plan op te gaan hardlopen. Ik vind mensen die hardlopen de ultieme sportievelingen. Het betekent dat je gewoon hélemaal niets nodigt hebt en het lekker vindt om voor je plezier een paar rondjes te rennen. Teamsporten zijn nog gezellig, hardlopen niet.
Inmiddels volg ik het ‘Start-to-run’-programma van zo’n Belgische mevrouw en zij vertelt je wanneer je moet rennen en wanneer je moet lopen. Ik was zelfs zo fanatiek dat ik, toen ik met mijn moeder een paar dagen naar een Waddeneiland was, na vier cocktails besloot nog even een rondje te doen. Dat had ik beter niet kunnen doen, net zoals die keer dat ik op de heetste dag van het jaar om drie uur ’s middags de deur uitging voor een lekker stukkie on the road. Onderweg viel ik bijna flauw.
In eerste instantie was ik niet van plan er iets over te zeggen tegen mijn vader. Ik zou hem vast valse hoop geven en dan weer moeten uitleggen waarom ik gestopt ben. Maar toen ik laatst bij hem was, floepte het er toch uit. “Pap, ik ben begonnen met hardlopen.” Zijn ogen lichtten op. “Echt?” zei hij. “Wat fantastisch. Heb je vandaag al een kiwi gehad?” Aarzelend zei ik van niet.
“Geeft niet,” zei hij toen, terwijl hij me geruststellend op mijn schouder klopte. “Vertel me nog eens wat meer over dat hardlopen.”
En nu kom ik tot de kern van mijn probleem: ik ben er weer mee gestopt. En ik durf het niet te vertellen, maar ik wil er ook niet over liegen. Voor mijn volgende bezoek moet ik een keuze maken: kiwi’s of hardlopen. Het is een duivels dilemma.
Froukje was vier jaar lang columniste voor de Leeuwarder Courant, werkt nu als freelancer in de evenementenbranche en doet een dappere poging om de redactie onder de duim te houden. Ze blogt (soms) ook op www.froukjebouma.nl.