Dag en nacht staan ze voor je klaar. Of je nou katjelam op je muil gaat en ineens een bot ziet waar die niet hoort, of ineens iemand in elkaar ziet zakken op straat. Bel 112 en binnen een kwartiertje staan ze voor je neus, de dames en heren van de ambulance! Wie zijn nou deze mensen en waarom zijn ze dit werk gaan doen? Wat nou als jij denkt, ik wil dat ook wel? En wat moet je nou wél en wat niet doen als er zo’n ding achter je rijdt? De LSK sprak met Lummie en Liesbeth, allebei verpleegkundigen, en met Rintje, chauffeur op de ambulance.
Voordat we écht de diepte in gaan, wie zijn jullie eigenlijk:
Rintje: “ Ik ben Rintje van der Geest, al ruim 10 jaar werkzaam bij Kijlstra als ambulancechauffeur. Daarnaast ben ik ook werkzaam als instructeur. Ik geef dus de nieuwe chauffeurs rijtrainingen in Drachten.”
Liesbeth: “Ik ben Liesbeth van Nieuwenhoven, nu ruim een half jaar werkzaam bij Kijlstra.”
Lummie: “En ik ben Lummie Kikkert, ambulanceverpleegkundige. Ik werk nu twee jaar voor Kijlstra, waarvan één jaar gediplomeerd.”
Wacht even, hoe kan je hier al twee jaar werken en maar één jaar je diploma hebben?
Lummie: “Je hebt een interne opleiding die je moet volgen als je aangenomen wordt. Die duurt ongeveer acht maanden. Je moet natuurlijk hiervoor al wel in een ziekenhuis aan het werk zijn geweest. Mensen die hebben gewerkt op de afdelingen anesthesie, spoedeisende hulp of intensive care kunnen op de ambulance komen werken. Tegenwoordig, omdat het lastig is om goede verpleegkundigen te vinden, mogen mensen van de afdeling CCU (Google dat maar) ook solliciteren.”
Rintje: “Om chauffeur op de ambulance te kunnen worden moet je minimaal MBO 4 niveau hebben. Daarnaast moet je een reanimatiediploma en een C1-rijbewijs hebben, dit omdat de ambulances tegenwoordig steeds groter worden. Rijden met een ambulance leer je op de ambulance-academie. Ook krijg je een deel medische opleiding, maar die gaat minder ver dan die van de verpleegkundige.”
Wat is nou het verschil tussen de chauffeur en de verpleegkundige?
Rintje: “Alle handelingen aan de patiënt zijn voorbehouden aan de verpleegkundige. De chauffeur is er om te assisteren. Je legt dus geen infuus aan, maar je geeft wel de spullen aan om het de verpleegkundige zo makkelijk mogelijk te maken. Het is echt teamwork.”
Liesbeth: “Veel mensen zien het verschil niet tussen de chauffeur en de verpleegkundige. Het lijkt soms ook wel een beetje gek. De chauffeur sluit alle draadjes aan op de hartmonitor, dat lijkt al heel ingewikkeld. Het analyseren van die gegevens doet de verpleegkundige, maar dat zie je niet heel duidelijk.”
Wat gebeurt er allemaal, bij zo’n dagdienst?
Lummie: “Dat verschilt echt enorm. Wij begonnen vanmorgen om zeven uur en er gebeurde nog niet zoveel. Maar je hebt ook dagen dat je van hot naar her aan het vliegen bent en niet eens tijd hebt om te eten tussen de middag. We hebben ook vaste taken op de post zelf, zoals schoonmaken en de auto controleren, zodat je niet mis grijpt.”
Rintje: “In de auto ligt natuurlijk ook best veel medicatie. Die zit aan een bepaalde houdbaarheidsdatum vast. Het is belangrijk dat die zaken vaak nagekeken worden. Wat wij verbruiken moet ook weer aangevuld worden. De chauffeur en de verpleegkundige hebben allebei hun eigen taken, maar je doet wel veel dingen samen. Omdat je goed moet kunnen samenwerken.”
Lummie: “Terwijl je bezig bent met je dagelijkse taken gebeurt het dan dat je ineens ‘gepiept’ wordt. Dan komt er een melding vanuit de meldkamer en moet je onderweg.”
Wat zijn nou de regels als je met een ambulance rijdt?
Rintje: “Wij hebben een ontheffing van het RVV, het Regelement voor Verkeersregels en Verkeersborden. Maar net als ieder ander hebben wij ons gewoon te houden aan de wegenverkeerswet. Tijdens een melding mag ik maximaal 40 kilometer per uur harder rijden dan de toegestane snelheid. Maar dat kan ik niet altijd doen, want ik moet de veiligheid in acht houden. Als ik met 160 kilometer per uur een aanrijding veroorzaak waar het heel druk is, dan is dat toch echt mijn eigen schuld en kan ik daar straf voor krijgen.”
Waarom is dit werk zo ontzettend leuk?
Lummie: “Van kinds af aan zei ik al, ‘als ik later groot ben, ga ik op de ambulance.’ Op de één of andere manier zit dat gewoon in je. In elk geval moet je geen bangerik zijn. Het komt wel eens voor dat je voor bijzondere situaties staat. Het improviseren daarin is echt een uitdaging.”
Liesbeth: “Het zelfstandige is ook ontzettend leuk. Ik vroeg me als verpleegkundige af hoe ver ik kon gaan en wat voor mezelf het hoogst haalbare is. Je kunt een heleboel kanten op en de ambulance leek me echt fantastisch. Je hebt niet een dokter waarop je terug kunt vallen, je zult het helemaal zelf moeten doen. We houden wel van een beetje adrenaline.”
Wat zijn nou de do’s en don’ts als er een ambulance aan komt, of achter je zit?
Rintje: “Niet in paniek raken. Zit je in de auto, doe dan geen gekke dingen. Probeer gewoon op een normale snelheid door te rijden. Wij zijn erin getraind om de kansen en gaatjes te zoeken om er langs te kunnen. Als je nou op een rotonde rijdt en er zit een ambulance achter je, maak dan nog een rondje, of ga helemaal aan de buitenkant rijden. Dan zoekt de chauffeur wel een manier om je te passeren.”
En waar kan je op letten als er ergens een ongeval is, en de ambulance komt eraan?
Lummie: “Zorg vooral dat je zelf veilig bent en zorg dat de mensen op de ambulance veilig hun werk kunnen doen. Als je een ambulance aan ziet komen en die moet zijn waar jij staat, zwaai dan. Zorg dat je zichtbaar bent en dat we je kunnen vinden.”
Wat gebruik je nou het meest?
Rintje: “Het allermeest maak je gebruik van de monitor, zou ik zeggen. Daarop meten we de vitale functies en kun je mensen dus in de gaten houden. En infuusnaalden, die gebruiken we ook vaak.”
Liesbeth: “Haha, ik zat meteen aan spuugzakjes te denken. Op de één of andere manier heb ik die heel vaak nodig. Ja, spuugzakjes en het medicijn tegen misselijkheid. Maar daarna komt toch echt wel de monitor.”
Door: Bram Adriaansz
Foto’s: Niels Remigius